Langzaam en zachtjes duwde hij de deurklink naar beneden. Hij wilde haar nog eenmaal zien. De woonkamer baadde in schaars ochtendlicht. Een zachte warme sluier scheen door de vettige ramen naar binnen. Daar zat ze. Stil op haar favoriete stoel voor de tv. Oh ja, de tv, dat moest hij niet vergeten. Niets vergeten! Hij pakte de plakkerige afstandsbediening, drukte op een knop en legde hem terug. Hij draaide zich met een ruk om en keek recht in haar gezicht. In plaats van de felle oogjes die hij zo goed kende en de triomfantelijke grijns rond de lippen, zag hij iets nieuws. Haar ogen puilden zowat uit de kassen, de glans was veranderd in troebele gelei. Dof leken ze dwars door hem heen te kijken, hij stond in de weg. Braaf deed hij een stap opzij zodat het mens weer zicht had op de beeldbuis. Haar lippen hingen opgetrokken in een stijve grimas, haar hoofd hing wat scheef. Hij stapte op haar af, zette haar hoofd recht en herschikte het kussen in haar nek. “Niet omvallen ouwe!” mompelde hij. Toen controleerde hij nog eenmaal het tafereel. Het sjaaltje waar ze een pesthekel aan had zat keurig om haar hals gestrikt. Op haar schoot een puzzelboekje, in haar hand een stompje potlood. Alles was perfect in orde, hij mocht trots zijn op zichzelf.
Tevreden en plotseling wat haastig beende hij de kamer uit. Hij had nog twee uur. Klokslag acht uur zou de pillenvrouw komen of de zorgtrut. Hij onderdrukte de neiging om zich te verstoppen. Wat zou hij graag de reactie van haar willen zien. Nee, het zou gaan zoals hij had bedacht. Slordig aangekleed en op blote voeten rende hij de achterdeur uit. Rechtstreeks het bos in. Hij rende zolang tot zijn adem gierend zijn oren doofden. Zijn voeten waren gevoelloos geworden van het harde en het koude. Hij kwam pas bij zinnen toen hij tot zijn middel door de poel waadde. Opeens besefte hij het geluk. Hij was van haar af. Kapot, afgemaakt, verlost! Hij schreeuwde het uit over het water. Het klonk als een uitnodiging. De slappe lach nam bezit van hem en ongecontroleerd klotste hij verder de diepte in. Het water stond nu tot zijn kin en hij besloot zich voor de laatste keer aan haar uitzicht te laven. Haar verwrongen rotkop op zijn netvlies, hij hikte van het lachen nu. Toen nam hij een laatste gierende teug adem en liet zich kopje onder glijden. Als een zware zak klapte hij dubbel met open ogen. Rustig maar lieve jongen. Papa is bij je. Stil maar.
Gerben was enig kind voor de buitenwereld. Hij groeide op met een moeder op leeftijd, een waardeloos wijf. Ooit was er een vader geweest, die aan Gerben had meegewerkt. Behalve een zaadje had hij weinig invloed gehad. De vader was vooral verknocht geweest aan de fles. Zuipen en vluchten. Vluchten en zuipen. Ver weg van het mens, de moeder van Gerben. De jongen had geen herinneringen aan zijn vader, het enige dat hij wist had hij van de moeder. Die rotvent had haar vaak drachtig geschopt. Zo praatte de moeder. Ze had er een serie miskramen en voeggeboortes aan overgehouden en dat was maar beter ook. Het meisje was een uitzondering. Het zusje kwam na Gerben. Onverwacht en ongewenst in eerste instantie. Het meisje bleef leven, stil en teer. De moeder kreeg hoop door het zoete kind. Gerben was een huilbaby en een driftkop. Louise was lief, stil en snel tevreden. Toen ze haar eerste verjaardag mocht vieren durfde de moeder eindelijk blij te zijn met haar dochter. Het viel haar niet op dat het meisje geen aanstalten maakte met praten, onderzoeken of zelfs bewegen. Louise mocht graag observeren, liggen en zitten. Kruipen deed ze niet, soms een paar schuivende bewegingen op haar knieën. De moeder was intens blij met haar makkelijke kind, dat haar niet stoorde tijdens het lange uitslapen. Waarbij ze rustig kon drinken, roken en tv-kijken. De dochter behoefde niets, zeurde nooit en leek het ideale kind. De makkelijke liefde van de moeder groeide voor de dochter en niet voor de jongen. Het rotjong, de rustverstoorder, haar straf. Gerben voelde met de dag een grotere woede in zijn buik opzwellen. Het benam hem de adem, zijn spieren in zijn magere lijf stonden constant gespannen. Hij haatte niet alleen zijn moeder, maar nu ook zijn zusje. Als zij er niet was geweest dan had zijn moeder alle aandacht voor hem gehad. Moeder…hij besloot dat zij het niet waard was zijn moeder te zijn. Vanaf die dag was ze lucht voor hem. Geen moeder, geen ma, maar ‘het mens’.
Het mens was voornamelijk druk met zichzelf. Als Gerben naar school was, waar het fijn en vertrouwd voelde, lag het mens nog in bed. Kleine Louise scharrelde rond in de woonkamer. Een zware zure luier hing tot aan haar knieën, in haar handjes appelrestjes en andere vage korstjes. Praten deed ze niet, al was ze bijna twee. Ze stootte dierlijke geluiden uit en haar moeder vond het prachtig. Gerben wist donders goed dat er iets niet klopte. Niet aan de moeder en niet aan het zusje. Louise was bijna een replica van de moeder. Blond en weelderig. Alleen de ogen kwamen niet overeen. Het zusje had grote vrolijke lichtblauwe kijkers, de moeder had kleine felle zwarte kraalogen. Louise had net zulke ogen als de tuinjongen Dirk, dat was Gerben laatst opgevallen. Hijzelf leek op zijn vader; iel, bleek en met donkere stugge haren. Als de moeder naar hem keek, zag hij in haar ogen haar afkeer. Het kind was de vader. Haar straf voor het leven. Straf. Gerben voelde zich iedere seconde van de dag gestraft. Er moest een einde aan komen.
Het was een warme middag, ze zouden gaan zwemmen in de poel. Het was Gerbens idee en hij had het tot in de puntjes voorbereid. Het belangrijkste was dat het mens mee moest. Louise was inmiddels vier, maar ging nog niet naar school. Dat had allemaal geen haast vond de moeder. Het was drukkend warm en de poel bracht enige verkoeling. Gerben had het mens zo gek gekregen mee te gaan onder de valse belofte dat de tuinjongen en zijn kameraden ook zouden komen. De moeder zat tegenwoordig al vanaf een uur of elf aan de goedkope wijn en Gerben zorgde ervoor dat ze niets tekort kwam. Gewoon een kwestie van flessen halen bij de oude buurman. Gerben deed daar wel eens wat klusjes in huis en de man was slechtziend en goed van vertrouwen. De jongen was slim voor zijn acht jaar en had die middag niets aan het toeval overgelaten. Eenmaal bij de poel aangekomen wilde het mens direct rechtsomkeert maken, toen er geen spoor van jonge mannen was. Gerben fleemde dat het nog vroeg was en kokhalsde bijna op de woorden, maar kreeg ze toch zijn strot uit: “Als jij lekker gaat zonnen ma, dan pas ik op Louise!”. Dankzij de drank, de hoge temperatuur en het vooruitzicht van het mannelijk geslacht viel de moeder als een blok in slaap. Het enige dat Gerben nu nog hoefde te doen was wachten. Louise speelde aan de waterkant en trok het bad-eendje steeds verder het water in. Een klein zetje was voldoende. Ze maakte geen enkel geluidje. Gerben hoefde niets te doen, enkel te wachten tot het mens haar roes had uitgeslapen.
De herinneringen daarna waren vaag. Een ongeluk. De moeder die had geslapen. Alcohol en verwarring. Een sobere overlijdensadvertentie geplaatst door de kerk en de jongen leefde verder alsof er niets gebeurd was. De moeder vond een nieuwe man en het leven kreeg een positieve wending. Gerben was weer enig kind, maar had nu een papa gekregen. Zijn naam was Leo, maar Gerben mocht hem papa noemen. Het was een lieve man. Mager, gebogen en rustig. Leo had vriendelijke ogen en geduldige handen. Hij was boswachter. Van iedere boom, bloem of dier kende hij de namen. Gerben mocht met hem mee de bossen in en leerde veel. Leo maakte veel tijd vrij voor de jongen, zelf had hij geen kinderen mogen krijgen. Hij voelde veel voor dit kind, hij voelde liefde als een vader voor een zoon. Gerben voelde zich voor het eerst van zijn leven gewenst en werkelijk gezien. Hij herkende het gevoel in zijn hart. Liefde. Hij had eindelijk een papa.
De moeder werd jaloers, ze eiste ook aandacht. Ze begon meer te drinken en vaker te treiteren. Ze begon Leo te slaan, gooide dingen naar zijn hoofd. De arme man trok zich terug en het liefste wilde hij zijn jongen meenemen, maar dat kon niet. Beter was het om dan maar helemaal te verdwijnen uit hun leven. Hij vertrok zonder woord of brief. Stil als een angstig hert.
Gerben ging kapot van binnen, helemaal aan stukken. Maar hij zweeg, want er was niemand meer om het mee te delen. Hij trok een muur op en sloot zich af voor het leven. Hij deed de dingen op de automatische piloot en er was nog maar één ding dat hem op de been hield. Zijn papa. Het mens moest gestraft worden. Voor alles en iedereen. Hij telde de dagen tot hij sterk genoeg zou zijn om zijn laatste opdracht te kunnen vervullen. Dan zou er eindelijk rust zijn. En liefde kunnen stromen.
@missnienox (2018)
Foto: Juan Davilla
Heb jij een voorkeur voor sinistere en donkere verhalen? Misschien vind je de volgende ook interessant:
Reactie plaatsen
Reacties
Mooi geschreven, in kort verhaal iets waar je ook een boek van kan maken. Ook lichte buikpijn bij het lezen, sommige kinderen hebben weinig geluk in het leven, triest. Deed me denken aan Arend van Stefan Brijs, mooi en triest tegelijk.
Lieve Gerda, dank je wel voor jouw reactie. Het is inderdaad een triest verhaal en geïnspireerd op de verschrikkelijke verhalen die je wel eens in het nieuws hoort of i een klein artikeltje i de krant leest. Hartstikke fictie natuurlijk, maar je vraagt je wel af wat de drijfveren van mensen zijn en dat is wel vaak een beschadigende jeugd. En in dit geval diende dit verhaal zich als vanzelf aan ergens in 2018, in mijn actieve brein. Het boek dat jij noemt ken ik niet, maar ik zal er eens op Googelen.