Layesha bibberde; ze keek uit over het nog dampende Ladrekka moeras. De mist hing als een sluier over het landschap en gaf het een treurige stemming. Layesha kon het niet langer aanzien en liep haar kamer in. Daar overdacht ze in stilte hoe het ooit was geweest.
@Simon Berger
Vroeger keek haar torentje uit over een welvend landschap met bloemenweiden, dennen- en sparrenbossen, rivieren, beekjes en watervallen. Maar nu… nu was heel Larara grijs, grauw van verstikkende angst, grijs van moedeloosheid en dat alles door de macht van die éne, die ene walgelijke heerser. Laradya.
Laradya was een Fjamorijn, iemand uit het ondergrondse rijk. Hij was meer beestig dan menselijk en leefde door het verdriet van anderen. Hoe hij ooit aan de macht was gekomen wist niemand. Hij was er gewoon ineens. En nu? Het kon nu niet langer, Laradya moest gestopt worden. Larara moest worden opgebouwd tot wat het ooit was, een Fantasia-land van vrede en vruchtbaarheid, zoals Layesha het enkel kende uit verhalen. En zij wist het nu eindelijk, zij...zij, het laatste kind dat leefde op Larara was uitgekozen om te redden wat er te redden viel – Larara. En te vernietigen wat er te vernietigen viel – Laradya.
Layesha daalde de wenteltrap van haar torentje af en liep de eetkelder binnen. Haar moeder lag met haar rug naar haar toe op een schelpbankje. Ze was ziek. Er viel ook immers niet meer te leven zonder vreugde, kleuren en je vrienden, de mensen die je liefhad. Layesha was nog niet ziek, maar ze wist dat het niet lang meer zou duren voordat ze ook in de greep zou komen van Laradya’s verstikking. Ze voelde medelijden opkomen toen ze de magere rug van haar moeder zag schokken van de zoveelste hoestbui.
‘Zijn papa en Laquador er al mam?’ Haar moeder schudde haar hoofd. Haastig at Layesha wat Lagribjes en ze dronk haar Laramimadrank snel op, terwijl de tijd als een hamer tegen haar hoofd bonkte. ‘Ik moet gaan’ zei ze en drukte een kus op haar moeders grijze haar en haar moeder hield haar voorzichtig vast en zei: ‘Neem dit mee mijn kind, je zult het nodig hebben!’ en ze drukte haar een groene steen in haar hand. Layesha liep naar buiten en de rotte stank van het moeras drong meteen diep haar neus en keel binnen en liet een schor gevoel achter. Ze slikte en draaide zich om naar haar dorpje. De grijs geworden torenhuisjes lagen er verlaten bij, La leek en was bijna uitgestorven.
Het was vijf uren later en Layesha was wat langzamer gaan lopen. Het moeras leek eindeloos. Bij iedere stap die ze zette zakte haar voet dieper in de slijmerige bodem en haar bruine cape plakte als een tweede huid op haar rug. Eindelijk zag ze een vage lichtstreep opdoemen en hoorde ze zacht geruis. Daar doemde het Lasappa Meer voor haar op en zuchtend liet ze zich op de oever vallen. Het water was zwart en troebel zodat haar spiegelbeeld scheurde en vervormde. Met een schok schoot ze overeind. Ze zag iets in het water… haar adem stokte, de prop in haar keel was scherp en droog. Waarom hij? Waarom hij?
In het water dreef het bijna onherkenbare lichaam van haar broer. Het kon toch niet waar zijn? Het moest een droom zijn, maar iets in haar zei dat het inderdaad Laquador was. Op dat moment knapte er iets in haar. Het verwrongen en opgezwollen lichaam van haar broer, het verminkte Larara, haar ouders, de vele doden, de… Haar hoofd werd overspoeld door gedachten, nare gedachten. Ze wist en voelde het, ze zou nooit meer rusten, nooit meer dezelfde worden als ze niet eerst degene had vermoord, die dit haar broer had aangedaan. Ze sprong op met kille ogen en haar vuisten en haar knokkels waren rood/wit gevlekt.
Zo reisde Layesha door Larara, ze kwam langs leeggeplunderde dorpjes, grote vlaktes en moest soms letterlijk over lichamen heen lopen. Haar afschuw en verdriet waren zich gaan uiten in een zwijgen en vastberadenheid om te bereiken wat ze voor ogen had. Kil baande ze zich een weg door de ellende, de dood en het verderf en ze leek wel in trance. Alleen in Lalada had ze iemand de weg gevraagd, een oud vrouwtje dat in een stoel lag te slapen, maar ze antwoordde niet. Ze bleek al dagen dood te zijn. Ook in het Laparada Gebergte passeerde ze mistroostige plekken, dode dieren en de wegen waren versperd door vele kadavers. Wraak stond te lezen in haar ogen en vechtlust was te zien aan haar vuisten die als rauw vlees aanvoelden. Daarna werd het gelukkig wat minder duister.
Daar stond ze dan, drijfnat van het overzwemmen van de Zuid-Laraanse Zee. Onderweg had ze wel even gerust op uitgestrekte rotsruggen, anders had ze de overtocht niet gehaald en ze was doodmoe. Voor haar doemde het afschrikwekkende gedrochtige paleis van Laradya op. Drie wachters stonden als beelden langs de gracht. Layesha zocht in haar zakken naar de steen en deze voelde bij al dat kouds, warm aan. Ze moest de wachters afleiden en deed snel een Larenqua na. Wel toe aan een lekker stukje vlees schoten de wachters naar voren. Op dat moment rende Layesha pijlsnel tussen de wachters door en ze stormde het paleis binnen, op zoek naar de verschrikkelijke Laradya.
Kriskras tussen de wachters door rennend voelde ze zich sterker dan ooit. De steen tintelde in haar hand. Plotseling ontvouwde zich de troonzaal voor haar ogen en daar...daar zat Laradya. Tijdens dat beeld schoof al haar ellende en verdriet even als een film voor haar langs. In blinde woede rende ze, de groene steen geklemd in haar vuist op de heerser af en zijn schreeuw echode na toen de steen door zijn koude vlees gleed. Uitgeput viel Layesha naast het stervende lichaam neer en terwijl zij sliep ontwaakte Larara langzaam uit haar nachtmerrie en bloeide op.
Nienke, 1991 (17 jaar) – opdracht Nederlands. Ter plekke een verhaal schrijven naar aanleiding van een fictieve landkaart.
@missnienox
Reactie plaatsen
Reacties
Wow, al zoveel talent voor woorden en scheppen van sfeer op je 17e! Doet me denken aan The Neverending story.
Bedankt lieve Gerda! Ja, The Neverending Story en The Dark Crystal waren mijn favorieten! 😊 En een luguber Stephen King sausje erover. Gelukkig dat ik al mijn oude schrijfsels in een tas heb bewaard.