@Yoke Hagen - gastschrijfster
'Ik ben geboren
met een huilend verlangen
naar die koele waterplas,
waarin ik
negen maanden lang
een ongeboren baby was'
Waarom loopt ze nu al uren zenuwachtig door het huis te rennen, sjouwend met een wasmand, een vaas bloemen, zelfs met de schommelstoel? Die stoel stond op mijn kamer omdat dat zo gemakkelijk was. Ik zie dit alles door de spijlen van mijn wieg. De deuren staan allemaal open.
Toen ik nog in mijn moeders buik zat, voelde ik ook de onrust wel. Natuurlijk, wij waren de eersten die zoiets aanvoelden. Mijn broer en ik. Maar mijn broer is er al lang niet meer. We waren nog maar tweeëntwintig dagen oud, de dag waarop onze eerste hartenklop tot leven kwam en mijn broer zei: “Hé Bolle, ik ga het niet redden. Jij moet in je uppie verder”. Ik schrok me rot. Ik had toch al niet zo’n zin in die hele bedoening van zo’n leven in de buitenlucht. Ik kon me er geen voorstelling van maken. Ik hoorde en voelde van alles en dat klonk wel goed en gezellig en tevreden. Maar ik zat veilig.
Onze vader had een rustige uitwerking op onze moeder. Zijn brommende stem drong zacht door tot onze woonplaats. Maar om nu in mijn eentje die lange weg te moeten gaan vond ik toch op z’n minst angstwekkend. En dat zei ik ook. “Welnee”, zei mijn broer, “wat heb je nou aan zo’n halfzachte, aandacht vragende, kwijlende wederhelft”. Daar moest ik over nadenken. “Maar we gingen toch samen? Dat hadden we toch zo uitgedacht?” “Hé Bolle, geen paniek, als jij in moeilijkheden komt, vertel ik wel wat het beste voor je is, je hoeft alleen maar aan me te denken”.
Mama gaat koffiezetten, ze neemt een chocoladekoek en gaat in de schommelstoel zitten. Ze huilt heel zachtjes, maar ik hoor het wel. Straks komt die mevrouw, Willie, met het witte jasje. Dan gaan ze me in bad doen. Dat vind ik zo fijn. Alleen het afdrogen is een beetje koud. Maar ze is heel handig dus dan lig ik al snel weer in mijn warme kleren. Mama knuffelt me dan zo lekker, dat ik er van ga blozen. Ik heb al een keertje recht omhoog gepiest, over de schouder van Willie. Ze moesten vreselijk lachen. Zelf vond ik het nogal een prestatie, maar ze bedoelden het niet verkeerd. Daarna mag ik drinken. Aan de fluweelzachte borst van mijn mama. Warme melk, genoeg voor mijn broer en mij.
Maar mijn broer liet het afweten. Op de vijfenzestigste dag zei hij: “Nou Bolle, ik ga d’r vandoor, vanaf nu moet je een flinke jongen zijn, je niet op je kop laten zitten en lief zijn voor die papa en mama van ons. Zij kunnen er ook niks aan doen. Er zit te weinig lucht in mij”. Zijn embryootje stierf. Er bleef niets van over. Ik kreeg een beetje pijn, maar ook meer ruimte. Ik bleef aan hem denken en als ik iets aan hem vroeg kreeg ik gewoon antwoord.
Mama kijkt in de wieg en haalt me eruit. We zitten samen in de schommelstoel naar buiten te kijken. Het is nog heel vroeg, want mama ging gelijk met papa uit bed om half zes. Na vijf dagen verlof, moest hij weer aan het werk. Voor drie dagen naar Keulen zegt mama. Ze zegt het zachtjes in mijn oor. Dat vind ik zo leuk, ze vertelt het aan mij alsof ik haar al kan begrijpen, maar ik weet dat natuurlijk al lang. Alleen baby’s weten dat ze alles begrijpen en ook kunnen praten, maar dat doen ze niet, want het is beter om hulpeloos te zijn. “Je bent een mooi ventje”, zegt ze. Ik denk aan mijn broer, ik zal nooit weten of hij ook een mooi ventje zou zijn. Ik denk het wel.
Ik weet nog van die keer dat er een echo werd gemaakt van onze moeders buik. De dokter vertelde dat er van de twee baby’s eentje was overleden. En dat die nu bijna was opgegeten door mij. Dat vond ik een belediging. Maar mijn broer zei vanuit het niets: “Niks van aantrekken Bolle, weten zij veel”. Maar mijn moeder zat te snikken om mijn broer en dat vond ik zo lief.
Willie belt aan, mama doet de deur van het slot en loopt met mij in haar armen weer terug naar de stoel. “Goedemorgen mevrouw Hof. U heeft hem zelf al uit bed gehaald? Ach u heeft de stoel in de kamer staan, heeft meneer dat voor u gedaan?” “Eh ja, dat vond ik leuker, hij stond altijd al voor het raam, Bob z’n kamertje is niet zo groot”. Oeps… dat zal wel een leugentje om bestwil zijn, want natuurlijk mag ze nog niet tillen. “Wat heeft u mooie bloemen, prachtig. Zullen we eerst de kleine man maar even in bad doen? U heeft de was ook al opgevouwen, zie ik, straks heeft u me niet meer nodig”.
Dan snikt mama het uit. “Maar mevrouw, stil maar hoor, ik snap dat het moeilijk is, uw man moet alweer aan het werk en dan meteen naar het buitenland”. Ze loopt in rap tempo de badkamer in. Mama kijkt met tranende ogen naar mij alsof ze zeggen wil, ze is wel aardig hoor die Willie, maar ze praat zoveel. Ik probeer mijn liefste lachje uit. Eigenlijk wil ik zeggen: ‘Mama, huil maar hoor, ik snap het wel, het is juist zo fijn met papa thuis, hij doet zoveel lieve dingen en maakt steeds grapjes’. Later, zo gauw ik mag praten, ga ik ook grapjes maken.
Na die nare echo heb ik mijn broer een naam gegeven. Dat voelde beter. Ik vroeg of ik hem Bundy mocht noemen, dat betekent Vrij. Hij was vereerd en zei dat hij wel wist hoe ik genoemd zou worden, maar dat wilde hij niet zeggen.
“Het badwater is klaar mevrouw! Zal ik Bobbie even overnemen?” Mama geeft me gauw een kusje en fluistert: “Je heet Bob hoor”.
Bob en Bundy, ik mis hem soms, die vrije knakker.
Ik lig weer in mijn wieg. Ik hoor de stofzuiger en het geplas van een emmer sop. Mama is even naar bed en ik sluimer langzaam weg tussen mijn zachte deken en mijn knuffelmuis. Mijn gedachten rollen argeloos een mooie droom binnen.
Eindelijk werd het tijd om naar buiten te komen. Ik stond al een paar weken op mijn hoofd. Niet dat ik daar last van had, maar mijn moeder begon naar mijn geboorte uit te zien. Het werd een beetje krap daarbinnen. Sorry Bundy, maar ik had niet geweten hoe we daar met zijn tweeën hadden moeten liggen knokken voor een riante plek in de moeder. Maar die geboorte van mij ging niet zo rap. Ik moest nog afscheid nemen van mijn broer, die ik nooit meer naast mij zou voelen. Ik huilde en prompt kwam Bundy. Hij porde mij in mijn ribben, zo voelde dat en zei: “Nou Bolle het wordt tijd dat je de boel eens van de goeie kant gaat bekijken. Onze moeder is het zat. Probeer sterk te zijn en altijd trouw aan jezelf te blijven. En vooral eerlijk”. Het leek wel een preek.
Ik kreeg het benauwd. Het werd steeds kleiner daarbinnen. Ik wilde wel naar buiten maar het lukte niet goed. Toen ik het bijna niet meer kon uithouden kreeg ik me toch een trap onder mijn kont, dat ik door de benauwde tunnel naar buiten gleed. Die Bundy. Ik hoorde mezelf blèren, ik had een beschaafder geluid verwacht. Zachtjes werd ik in de armen van mijn moeder gelegd. Mama. Wat is ze mooi, ze keek zo lief naar me en was zo opgelucht van blijdschap en wat rook ze lekker. Warm en zacht. Toen kwam onze vader over me heen hangen. Papa. Met een kuiltje in zijn kin en ontzettend mooie blauwe pretogen. “Zo Bob, wat zijn wij blij dat je bij ons komt wonen en wat ben jij een sterk ventje, we hebben zo verwachtingsvol naar je uitgekeken”. Hij had zijn ene hand tegen de wang van mama en legde zijn andere hand om mijn rug. Wat een grote sterke handen.
De volgende dag verloopt net als de vorige vijf, behalve dat mama wat rustiger is. We zitten in de stoel. Ze zingt voor het eerst weer liedjes, net als de eerste maanden toen Bundy er nog was. Ik zie ook bij haar de pretlichtjes in haar ogen, haar roze wangen zijn warm en haar dikke rode haar glanst in het zachtgele lamplicht. Het is al donker. Dan gaat de deur open en stapt papa verrukt de kamer in. “Dag lieverds, ik hield het niet meer uit zonder jullie, ik heb alles in twee dagen afgehandeld. Hij buigt zich over ons heen en fluistert: “Wij drieën kunnen de wereld aan”.
Ik voel in papa de kracht van Bundy. Later zal ik vertellen dat Bundy altijd bij ons zal zijn!
@Yoke Hagen - gastschrijfster - deel 1 van 2
@Ciprian Sam
Reactie plaatsen
Reacties
Wat mooi om dit op jouw site te mogen lezen. Dankjewel
Dank je wel en graag gedaan hoor! Jij vooral bedankt voor je prachtverhaal. Liefs, Nien
Dank voor dit prachtige verhaal, verdrietig en mooi tegelijk.
Dank je wel Gerda. Ja, het is prachtig hè en verdrietig tegelijk.