Op 14 augustus 2004 werd in Terherne een witte pluimstaart geboren. Geslacht kater. Het nest van moederpoes Miepie Appelstroop bestond uit vier kittens: drie lapjespoezen en een wit/rode kater. Miepie woonde op een grote boerderij en had haar kinderen op de hooizolder ter wereld gebracht. De boerin had de kersverse familie overgeladen in een bananendoos en Miepie mocht in het voorhuis voor haar kinderen zorgen. Wat een luxe voor een boerderijkat en slim van de boerin. Ze kon de poesjes niet houden en gesocialiseerd en gewend aan de kattenbak zouden ze sneller een nieuw baasje vinden.
Ze had een zwak voor de rood met witte, die ze liefkozend ‘de dikke’ noemde. Desalniettemin zette ze na een paar weken een advertentie in de krant. De drie lapjespoezen bleken favoriet en werden meteen opgehaald. De kater zat met zes weken nog alleen in de bananendoos en moeder Miepie ging alweer haar eigen gang. De dikke vermaakte zich prima met slapen en eten tot op een dag de toekomstige baas belde en vroeg of er nog lapjespoezen waren. “Nee, alleen nog een dikke wit met rode kater. De laatste uit het nest!” antwoordde de boerin enthousiast. De baas kwam kijken. Ze zag een schattig wit katertje met een wollige vacht. Hij had een gestreepte pluimstaart en grote oranje vlekken op zijn rug en tussen zijn oren. Een overwegend witte kat was in de ogen van de baas het minst mooi, maar toen ze de dikke zag was ze verkocht. Zijn gele geitenogen, zijn wollige pels en zijn gestreepte pluimstaart gaven de doorslag.
Hij kreeg een nieuwe naam: Bud Spencer. Beroemd acteur. Vernoemd naar de dikke vechtjas uit de gelijknamige films. Bud betekende vriend en die werd hij van de jongen, het zoontje van de baas. Zijn nieuwe huis stond in Oudega, een gemoedelijk Fries dorpje. Het deed Bud denken aan zijn geboortedorp: boerderijluchten en kabaal van tractors. Lekker veel grasland en ruimte zodat hij vrij kon rond wandelen. Als een hondje volgde hij de baas naar de supermarkt en als de schuifdeuren het toelieten nam hij een kijkje binnen. Bud werd een bekende verschijning in de straten. Hij kende geen angst, enkel nieuwsgierigheid. Wanneer hij zijn dorpsronde maakte stak zijn staart als een antenne de lucht in en soortgenoten bekeken hem met respect. Honden maakte hij gek. Bud verloor dan zijn vlooien, maar niet zijn streken. Voor het huis was een klein omheind dierenparkje: kippen, konijnen en bijzondere eenden liepen daar achter het gaas. Bud presteerde het op een dag om een eidereend te vangen, het duurste exemplaar dat hij kon vinden. Onder luid protest van de baas achter het hek, vrat Bud zijn prooi grijnzend op.
Hij groeide op tot een buitengewoon groot exemplaar. “Dat hadden er twee moeten worden,” merkte een buurman op. Gelukkig had Bud ook meerdere levens. Op een dag zat hij in een hoekje bij de achterdeur met bloed in zijn vacht en een snee bij zijn oor. De eerste rafels waren een feit. Hij had kennis gemaakt met de gevaren in het leven, een botsing met een auto of verstrikt in prikkeldraad. Alleen Bud kende de waarheid. Gelukkig kon hij het navertellen en had hij een stel baasjes die hem konden verstaan. Daarnaast ontwikkelde hij een arsenaal aan geluiden. Miauwen, prrrten, knorren en blèren. Andere katten deden aan snorren, hadden een glanzende zachte vacht en een dunne plakstaart. Bud niet. Zijn schapenvacht bleef dik en wollig en zijn staart stond als een pluim in de lucht. Hij produceerde het kabaal van een brullende leeuw, maar was eigenlijk een wolf in schaapskleren. Na een klein jaar raakte hij niet alleen zijn ballen kwijt, maar ook zijn woonplaats.
De baas verhuisde naar een vrijstaand huis een paar dorpen verder. Behalve een extra baas kreeg Bud ook een harig huisgenootje, Murk. Het werd uiteindelijk zijn beste vriend. Murk was een ‘halve’ Pers en dit maakte hem groot, zacht en pluizig. Murk was een vrolijk kitten. Zijn hobby was stoeien en plagen en Bud was de sigaar. Hij leerde zijn jonge vriend alles wat een kater moest weten, maar Murk bleek helaas niet zo slim als zijn leermeester. Op de leeftijd van 8 maanden werd hij geschept door een auto. Op slag dood. De baas vond Murk langs de kant van de weg en legde hem in een bananendoos. Bud kwam even kijken en snuffelen. Hij maakte zelfs nog een paar gekke sprongen. Geen reactie. Murk was toen al groter dan hijzelf en Bud voelde haarfijn dat dit het was. Alle huisgenoten hierna liet hij nooit meer zo dichtbij komen. Nooit meer samen in een mandje slapen en geen onschuldig gestoei. Bud leek volwassen geworden.
Niets bleek minder waar. Hij gedroeg zich graag als een afhankelijke baby. Bud’s grootste hobby was eten, met een enthousiaste voorkeur voor vlees uit blik. Het geluid van de koelkastdeur, rinkelend aardewerk en een tikkend lepeltje tegen het etensbakje? Bud kwam eraan gegaloppeerd. Krijsend en ongeduldig zwiepend met zijn pluimstaart liet hij van zich horen. Hij verstond het woord ‘vlees’ van mijlenver. Dat specifieke woord betekende voor Bud hetzelfde als de gele M voor hongerige kinderen. Succes verzekerd! Soms fluisterde de baas het woord. Gewoon om te kijken of Bud alert was. Altijd. Bud stelde nooit teleur, met ogen groot, pluim omhoog en een enthousiaste miauw als antwoord.
Meneer Spencer had ook een eigenaardige hobby: boomkleven. Wanneer de baas aan de wandel was ging Bud graag mee en om de paar honderd meter dook hij ineens op. HANGEND AAN EEN BOOM. Bud trok dan een sprint naar een stevig exemplaar, klom halverwege de stam en liet zich daarna vallen. Zo ontstond de bijnaam ‘boomklever’. Hij deed zijn volledige naam trouwens geen eer aan. Bud Spencer was geen vechtjas. Al was hij een prima vriend. De volgende huisgenoot, een platneuzige Pers Gurbe genaamd, werd vriendelijk gedoogd. Met deze andere kater erbij werd er ’s nachts vaak gevochten in de tuin. Geen vreemde kat die zich op het territorium durfde te begeven en het leek alsof dit Bud’s verdienste was. Tot Gurbe’s hart erop een zondag mee ophield en het binnen een paar uur stikte van toevallige kattige bezoekers in de tuin. Als er geknokt moest worden was Bud toevallig een blokje om. Gurbe bleek met terugwerkende kracht de beste territoriumdrift te bezitten. Met nadruk op drift.
Op alle andere vlakken was Bud superieur. Hij was een gezellige schootpoes. Een beetje drammerig misschien of gewoon een volhouder, hij wist gewoon uitstekend de beste plekjes te bemachtigen. Helaas liet hij wel altijd sporen achter, witte wolken haar en modderige pootafdrukken. Zijn kleurcombinatie maakte hem uniek en opvallend, tot er een dubbelganger in het dorp neerstreek. Bud won het uiteraard met zijn unieke pluimstaart, want de ander – Bertus - had zijn staart slap naar beneden hangen. Spencer daarentegen liep als een paradepaard. Trots en aanwezig. Zijn vachtkleur was helaas wel een groot nadeel met jagen, want hij viel overal op. In de sneeuw was hij crème en hij was zichtbaar van kilometers afstand. Toch was hij kampioen in muizenvangen en het etaleren van zijn prooien. Net als kotsen op de deurmat. Haarballen, kadaver-kots en vleesschotel, hij beheerste alle varianten. Eerst begon hij luidkeels te jodelen zodat je hem nog snel kon verplaatsen van het textiel. Alvorens je te gaan krabben gaf hij keurig een waarschuwing. Onder luid gebrom trok hij zijn lip op. Zijn poten maakten een schokkerige beweging. Alleen de baas werd niet gekrabd. Al zag deze soms wel twijfel in de gele ogen. Zelfs Bud begreep dat je degene die je voert te vriend moest houden. Liefde ging immers door de maag.
Bud had vele levens gekregen. Hij werd op een dag in zijn oog gekrabd door een vieze valse kater. De ontsteking werd behandeld en het binnenste ooglid tijdelijk dichtgenaaid. Bud kreeg een onhandige plastic kap om zijn nek. Hij mocht absoluut niet naar buiten dus krabde en krijste hij alles bij elkaar. Dag twee stond hij tevreden in de achtertuin. Geen probleem voor Bud, want hij liep niet weg en kwam nergens klem te zitten. Na twee weken was zijn oog hersteld. Alleen een zwarte vlek naast zijn iris herinnerde aan de vechtpartij. Een jaar later had hij ineens twee gaten in zijn staart; aan beide kanten eentje. Een beet van de steenmarter die iedere nacht het dak terroriseerde. De baas vroeg zich al af of ze vijanden waren?! Gelukkig herstelde zijn staart uiteindelijk vanzelf, maar weer een jaar later had Bud een kale hals. Opnieuw twee gaatjes op afstand van twee hoektanden. Deze kater leek over zelf genezend vermogen te beschikken en ook deze aanval kwam hij te boven. De marter bleef een vertrouwde gast op het dak, maar Bud werd voortaan met rust gelaten.
Er kwam een laatste huisgenootje in de vorm van een pittig cypers poesje. Bud vond zichzelf eigenlijk te oud worden, maar Mimi hield hem jong. Iedere morgen als ze vlees kregen sprong ze in zijn kraag. Ze gaf hem een mep in het voorbij wandelen, daagde hem uit of beet hem in zijn staart. Onze held probeerde haar te negeren. Bud had inmiddels de prachtige leeftijd van vijftien bereikt en hij was nog steeds de baas. De brokken waren als eerste voor hem, hij betrok de beste schoot en het warmste kinderbed behoorde hem toe. Zijn staart nog steeds fier omhoog, gaf hem meer uiterlijke potentie dan hij nog in zijn donder had.
De laatste jaren liep hij wat strammer. Over hekjes springen werd lastig en boomkleven liet hij graag aan Mimi over. Wel wandelde hij nog een stukje mee door het dorp, zo nu en dan even rustend. Op het woord 'vlees' reageerde hij echter nog steeds enthousiast, al moest de baas steeds harder roepen.
De laatste maanden werd zijn vacht dunner en zijn ooit royale pluimstaart leek gekrompen. Zijn miauw klonk zachter en heser. Hij hoorde wat minder en Mimi verdroeg hij nog slecht. Bud vulde zijn dagen met slapen en eten werd minder belangrijk. Op een dag gingen enkel zijn ogen nog open bij zijn favoriete woord. Hij sloot ze weer langzaam en trok zijn lip op tot een tevreden grijns. Toen stopte zijn hartenklop. Vredig lag hij in zijn bananendoos.
Bud Spencer had de prachtige leeftijd van 16 jaar bereikt. Wat had hij geleefd en wat wordt hij nog steeds gemist!
@missnienox
P.S. De laatste alinea was geschreven met hoogmoed en een vooruitziende blik. Helaas liep het allemaal uiteindelijk wat anders. Bezocht door een grote tumor werd Bud zelf stukje bij beetje opgegeten. Hij weigerde het leven los te laten en moest daarbij geholpen worden. Zijn eetlust was tot zijn laatste ademtocht het belangrijkste in zijn leven. Smikkelend op kattensnoepjes sliep hij vredig in. Wat een held!
Wil je meer over deze kater lezen, fictie of blogs waar deze coole gast in genoemd wordt? Kijk dan hier:
Reactie plaatsen
Reacties
Wat een geweldig beest, heel mooi geschreven. Zit een heel boek in over zijn avonturen. Wat een gemis als zo’n beestje er niet meer is.
Merci lieve Gerda. Ja, het was me er eentje, onze Bud!🥰