Zittend met mijn broodtrommel voor me had ik het beste uitzicht van de kantine. Wij hadden deze tafel niet voor niets toegeëigend. Het was een onuitgesproken wet dat alleen wij hier mochten zitten, als vierdejaars had je zo je privileges. Ik hield haar al een tijdje in de gaten, ze was me op een bepaalde manier opgevallen. Het was een totaal niet in het oog springend meisje, maar er was iets vreemds aan haar. Een stille onopvallende verschijning. Toch wanneer je iets beter en langer keek, begon je iets op te vallen. Iedere blik die ik stiekem op haar wierp, bevestigde wat ik begon te vermoeden. Er begon zich iets afschuwelijks voor mijn ogen te voltrekken, want de dood kreeg een gezicht.
Het Columbus College was een grote scholengemeenschap, verdeeld over drie gebouwen. Mavo, havo en atheneum. Het eerste gebouw was oud en nodig aan renovatie toe, maar wij hadden het geluk in een splinternieuw modern gebouw te vertoeven. Er was een centrale kantine, die uitwaaierde in een krans van klaslokalen. Aan de muur hing moderne kunst en op de vloeren lag linoleum in felle kleuren waarop de looproutes aangegeven werden. Onze ouders waren verrukt geweest op de Open Dag. Het was hier zoveel mooier dan het vroeger was in hun schooltijd. Wij haalden zuchtend onze schouders op, het boeide ons weinig. Onze belangstelling ging enkel uit naar de mannelijke medeleerlingen en de inhoud van de kantinebar. Waar je het beste kon zitten om alles in de gaten te houden en gezien te worden, hadden we na enkele jaren uitstekend in de gaten.
We zaten in 4 havo, mijn beste vriendin en ik. Van pukkelige onzekere brugklassers hadden we ons ontwikkeld tot jonge zelfverzekerde vrouwen. Waren het eerst de jongens die ons plaagden, nu was het andersom. Was ik vroeger zelf het doelwit geweest van pesterijen, nu was ik het onderwerp van gesprek. Ik was een knappe meid en begon het zelf eindelijk te geloven. Bo - mijn hartsvriendin - was ook mooi en bovenal slim. Extravert als ze was legde ze gemakkelijk contact met jongens, daar was ik soms jaloers op. Ik was verlegen en introvert, een lastige combinatie voor mij. Toen wist ik nog niet dat het ook een zegen was, want ik kon observeren en analyseren. Ik hield van denken, lezen en kijken en er was niets dat mij ontging. Om indruk op Bo te maken, die zich liever met jongens bezig hield dan met meiden, moest ik gedegen vooronderzoek doen. Ik wilde niet voor schut staan met mijn nieuw verworven theorie. Onze tafelgenoten - mijn broer en kameraden - hoefden al helemaal niets te horen. Hun interesse ging niet verder dan brommers, sterke drank en muziek.
Haar naam kende ik niet, wel wist ik dat ze twee klassen lager zat. Iedere pauze zat ze braaf aan dezelfde tafel met een groepje klasgenoten. Hun tafel grensde aan de zijkant van de kantine, vlakbij de toiletten. Een onaantrekkelijke plek, want het was een doorgaande route en het meurde er naar chloor. In die hoek van de kantine zaten de eerste- en tweedejaars en zelfs de verlichting was aangepast. De tl-bakken flikkerden en bromden, net zo onstabiel als de pubers die eronder zaten. Haar vriendinnen kletsten en aten en keken stiekem naar de ouderejaars verderop. Zij niet, zij keek voornamelijk omlaag. Plukkend aan haar boterhammen nam ze kleine hapjes. De meiden om haar heen waren spichtig en dun, maar zij was zwaar gebouwd. Zelfs haar haren - gepermanent en en getoupeerd - oogden grof. Zo nu en dan keek ze onzeker om zich heen, waarna ze zich weer op haar broodbakje richtte. Ik vond dat het etiket ‘zielig’ haar het beste paste.
Waarom weet ik eigenlijk nog steeds niet, maar toen we haar tafel passeerden keek ik haar recht aan. Grijze matte ogen met dikke klodders mascara op de wimpers staarden me aan. Ik vrees dat ik een onpasselijk gezicht trok, want ze wendde snel haar hoofd af. “Wat een sukkeltrut!” concludeerde Bo een tikkeltje te hard, terwijl ze een rugzak wegschopte bij de tafel. We liepen grinnikend verder richting Aardrijkskunde en ik draaide me nog eenmaal om. Sukkeltrut raapte haar rugzak op en legde deze op tafel. Haar gebogen houding straalde niets anders uit dan onzekerheid. Ik had het idee dat ze me zag, maar ze liet niets merken. Haar jeans zat strak om haar zware heupen en haar blouse trok bij haar borsten en buik. “Dag zwaargewicht…” mompelde ik grinnikend en schuifelde het klaslokaal binnen.
Wij waren slank en onze lange benen waren in Levi’s 501 gestoken. Aan onze voeten woonden Allstars en wat voor weer het ook was, het bomberjack was onze vriend. In 1990 wisten wij precies wat in was, qua mode en muziek. In enkele jaren tijd waren wij van stille volgers veranderd in voorlopers. Mijn bijnaam was ‘lekker kontje’ en Bo heette ‘beauty brain’. Voor ons de normaalste zaak van de wereld, maar voor andere meiden een onhaalbare kaart. Klasgenotes die eerder kattig deden en arrogant, begonnen zich poeslief te gedragen. Onze status groeide zowel bij de jongens als de meiden. Met ons kon je gezien worden, want wij kenden de interessantste en knapste ouderejaars. Bo legde de contacten en ik lachte er lief bij. Op klassenavonden showde ik mijn dansmoves terwijl Bo drankjes ritselde. Wij waren een uitzonderlijk stel en waren aan elkaar gewaagd. Ik veranderlijk en flexibel, Bo fel en nietsontziend. Zij was veel meedogenlozer dan ik, vandaar dat zij geen enkel oog had voor de meiden om ons heen. “Kneusjes en puistenkoppen” noemde zij ze. Ik zag wat anders: afgunst, jaloezie en onzekerheid. Ik zag haar…
Het begon met haar kleding. Mijn oog viel op een blouse die ze droeg, deze viel wat losser om haar heen. Toen ze opstond na de bel, zag ik ook haar aangesnoerde broek. Goh, ze leek wat afgevallen. Maar misschien had ze wat nieuws gekocht? Het was in de proefwerkperiode vandaar dat ik minder scherp was dan anders. Toch bemerkte ik enkele weken later dat ze echt een nieuwe garderobe leek te hebben aangeschaft. In plaats van het bekende grijs en zwart, droeg ze nu printjes en pastelkleuren. Hoewel ze iets nieuws droeg in een kleinere maat, hing de stof nog steeds los om haar lijf. Haar schouders leken wat puntiger dan eerst, haar borsten kleiner en haar heupen hoekiger. Haar gedrag veranderde mee, ze praatte vaker en keek meer rond. Haar houding werd rechter en op een dag liep ze zelfs langs onze tafel. Nou, dan was je niet de minste, daar was lef voor nodig. “Wie was dat in hemelsnaam, ken ik die?” siste Bo terwijl ze haar haren naar achter gooide. Dit was het moment om mijn bevindingen met haar te delen, zover ik die had op dat moment. Bo was niet onder de indruk: ”Hoezo mager? Hoezo veranderd? Ik ken dat mens niet en hoef haar ook niet te kennen. Wat een grijze muis!” Maar zij had de transformatie gemist. De verandering die nog druk bezig was zich te voltrekken.
Ik noemde haar Ana, naar die bekende website. Want ze had het. Overduidelijk. Van onzichtbaar schuw schepseltje veranderde ze in een zelfverzekerd vreemd wezen. Het afvallen ging door, er kwamen steeds nieuwe kleren in kleinere maten. Toch bleven ze om haar heen slobberen. Wat het meeste opviel was haar kapsel, het groeide namelijk. Haar haren nog steeds gepermanent en getoupeerd, stonden onveranderd als een krans om haar gezicht. Alleen haar hoofd leek gekrompen en het haar werd groter. Ze kreeg een ingevallen gezichtje met diepliggende ogen. Waar eerst wat roze gevlekte puistjes zaten, was haar huid grauw en dof geworden. Ik keek ernaar en zag het gebeuren, maar het was net alsof ik de enige was. Ana zelf leek nog lang niet tevreden en snoerde haar jeans nog een tandje strakker. Ze bekeek zichzelf met een zuinig mondje in de glazen kantinedeuren, alsof ze zeggen wilde: “Dit is nog maar het begin…”
En niemand om haar heen, haar klasgenoten, haar zogenaamde vriendinnen, zag het. Het was te dichtbij en alleen te zien van een afstandje. Ik zag het wel, samen met Bo. Zij schrok op een dag wakker uit haar Hitkrant en zag eindelijk wat ik zag: pure horror. Ana was veranderd in een wandelend skelet met een enorm kapsel wat haar doodshoofd omlijste. Haar gemaakte lach leek een eng grimas en ze leek te zweven over de kantinevloer. Dichter bij de dood kon je volgens ons niet komen.
Tot op de dag van vandaag weet ik niet wat er van Ana is geworden. Ze was niet komen opdagen op de grote schoolreünie en niemand herinnerde zich haar. Waarom had ik destijds niet ingegrepen? Maar wat had ik ook moeten doen? Haar klasgenootjes ontkenden dat er iets aan de hand was met haar. “Waar heb je het over?” Dat was net zo veelzeggend als Ana nietszeggend was. Ondanks dat had ze mij wel geraakt, met haar onopvallende verschijning, haar eenzaamheid en leegte. En uiteindelijk haar bereikte schoonheidsideaal - haar uitgemergelde anorexia. Het maakte haar niet gelukkig en haar lijden moest eindeloos zijn.
@missnienox
N.B. Anorexia moet een vreselijk lijden zijn als ik terug denk aan stille Ana. Ik hoop dat ze op welke manier dan ook haar rust heeft gevonden.
Foto: Ryan Holloway
Reactie plaatsen
Reacties